De Art Nouveau is een vernieuwde stroming die rond 1890 voor verfrissing en vernieuwing zorgt in de Europese kunsten. De natuur wordt de belangrijkste inspiratiebron en architecten zoals Victor Horta en Antoni Gaudí voorzien hun bouwwerken van weelderige aan de plantenwereld ontleende ornamenten.
Tijdens deze periode van de Belle Époque wordt Parijs gesierd door affiches van kunstenaars als Alphonse Mucha en De Toulouse-Lautrec die verleidelijke dames (foei! schandalig indertijd) theatervoorstellingen en champagnes laten presenteren. Ook in de toegepaste kunsten – glaswerk, sieraden, meubilair – wordt de sierlijke en elegante florale stijl van de Art Nouveau ongekend populair.
Rond 1910 ontstaat de Art Déco, die vooral in de roaring twenties en dirty thirties tot volle bloei zal komen. Art Déco wordt gekenmerkt door rijke kleuren, geometrische figuren, zigzaglijnen en gestileerde vormen. Bovendien wordt de industriële schoonheid van auto’s en vliegtuigen enthousiast omarmd ter inspiratie (de Art Nouveau was – hoe nouveau ook – toch traditioneler). De Art Déco vond uiting in de architectuur, beeldende kunst en toegepaste kunst met bv. de sieraden van Cartier.